Opstaan…
Lukas 15 : 18
De tijd tussen Pasen naar Pinksteren is voor veel kerkelijke
gemeentes een weg van opstaan en naar de Vader gaan. Om straks met Pinksteren
het verbond te kunnen vernieuwen door stil te staan bij de uitstorting van de
Heilige Geest.
Daar lezen we ook over in die hele bekende gelijkenis van
de “verloren zoon”. Dat daar de band tussen de vader en de zoon hernieuwd
wordt. Dat begint met het opstaan van die jongste zoon. Opstaan is een woord
dat echt hoort bij Pasen. Dat wil Pasen dan ook bij ons uitwerken. Daar wijst
de Catechismus ook op in zondag 17. Daar wordt gevraagd naar het nut van de
opstanding. Wat heb je eraan, dat Christus is opgestaan? Wat wil het met je
doen? Als eerste zegt de Catechismus dan, dat Christus met Zijn opstanding de
dood heeft overwonnen. En dat Hij ons daarmee deel wil geven aan de
gerechtigheid. Zodat we weer recht voor de Here God kunnen staan. En als tweede
wordt dan gezegd, dat wij door Zijn kracht opgewekt worden tot een nieuw leven.
Pasen wil ons doen opstaan. We worden opgewekt om op te staan en naar de Vader
te gaan.
Daarvoor moeten dan wel je ogen geopend worden. En daar
heeft voor die jongen de crisis bij geholpen. Toen die jongen een tijdje in dat
verre land was, toen brak ook daar een crisis uit.
Er kwam gebrek. Die jongen kwam bij de varkens terecht.
En hij moest met lede ogen aanzien hoe er meer zorg was voor de varkens, dan
voor de mensen. En daar herkennen we wel iets van in een tijd van animal cops
en dierenambulances. Waarmee ik niet wil zeggen dat we niet goed moeten zijn
voor de dieren. Maar het is wel schrijnend dat er animal cops worden aangesteld
en tegelijk door diezelfde mensen wordt gepleit om op ontwikkelingshulp te
bezuinigen. De jongste zoon heeft het aan den lijve ondervonden. En toen gingen
zijn ogen open hoe goed het eigenlijk was in het huis van
zijn vader. Soms denk ik wel eens: Jammer, dat dát ervoor
nodig is. Moeten we echt door de crisis heen om te beseffen hoezeer we de Vader
nodig hebben?
Tegelijk beseft deze jongen nu ook hoezeer hij het er bij
heeft laten zitten. Niet alleen ten opzichte van zijn vader, maar ook ten
opzichte van de hemel. Hij noemt dat zelfs als eerste. Hij beseft hoezeer hij
met zijn weggaan vooral ook de Here God verdriet heeft aangedaan. En dat brengt
hem tot verootmoediging. In de voorbereidingsweek voor het Heilig Avondmaal
hebben we daar ook altijd speciale aandacht voor zijn. Om ons voor God te
verootmoedigen. Onze zonden aan Hem te belijden. Maar het is in de aanloop naar
Pinksteren goed om daar voor jezelf ook eens wat tijd voor te nemen. Om als het
ware eens even naast deze jongen te gaan zitten, en je af te vragen: Waar zit
ik eigenlijk?
Dat hebben we juist ook als kerkmensen nodig. Dat blijkt
uit deze gelijkenis. Want de vraag is altijd weer: Wie is nu eigenlijk de
verloren zoon? Is het de jongste, of de oudste? Want die oudste zoon was
minstens even ver van huis ook al liep hij over het erf van zijn vader en zat
hij aan tafel bij zijn vader. Zeker, als je hoort wat hij zijn vader voor de
voeten gooit. Zoveel jaren gediend, nooit uit de band gesprongen, nooit een
bokje gekregen om met z’n vrienden feest te vieren. Die oudste jongen heeft
blijkbaar weinig vreugde ervaren in de relatie met z’n vader. Voor hem bestond
de relatie vooral uit regels. En zulke mensen heeft Jezus juist ook op het oog,
als hij deze gelijkenis vertelt. Dan richt Hij zich speciaal tot de Farizeeën
en de schriftgeleerden. Zeg maar: de kerkmensen van die
dagen. Zij leefden op het erf van het verbond. Maar ze
waren zeker zo ver van huis als die
jongste zoon. Daarom is het ook voor die soort mensen zo
nodig om op te staan en naar de
Vader te gaan. Ook op het erf kun je het goede zicht op
de Vader volkomen kwijt raken.
En dan de grote verrassing uit de gelijkenis. Die zit
natuurlijk bij die vader. Die vader, die z’n jongen al van ver ziet aankomen.
Hij heeft blijkbaar op hem zitten wachten. Als hij hem ziet dan wordt hij met
innerlijke ontferming bewogen. Hij snelt die jongen tegemoet. Dat is een
heenwijzing naar Christus. Immers in Christus is de Vader naar ons toegekomen.
Hij sluit die jongen in zijn armen. En hij kust hem. Dat noemen we verzoening.
Hij zoent de schuld weg. Hij laat die jongen ook niet eens uitpraten. Maar hij
geeft opdracht om een ring te halen en sandalen. De relatie wordt helemaal
hersteld. Deze jongen mag zich weer kind van de Vader weten. Wat
verbondsvernieuwing allemaal kan uitwerken. Aan de Vader zal het niet liggen.
Goed om mee te nemen op weg van Pasen naar Pinksteren.
Iets om naar toe te leven met elkaar.
De Vader kijkt er in ieder geval naar uit. En misschien
goed om elkaar daar ook nog eens op aan te spreken: Je kinderen, je broer, je
zus, je vrienden. Zoals Jezus daar ons in deze gelijkenis op aanspreekt. Zullen
we opstaan en naar de Vader gaan?
BB